Tilt tipt: Vincent van Warmerdam De Plectrumfabriek

Vincent van Warmerdam (Haarlem, 1956) is gitarist, componist en theatermaker. In de vroege jaren zeventig sluit hij zich, samen met zijn oudere broers Alex en Marc, aan bij Hauser Orkater, waarmee zij vroeg en ongekend succes kennen (later voortgezet in De Mexicaanse Hond en Orkater). Daar ontwikkelt hij zich met name als gelauwerd componist van theater- en filmmuziek. Hij schreef de muziek voor een groot aantal films, waaronder die van zijn broer Alex van Warmerdam. Hij is meerdere keren genomineerd voor het Gouden Kalf, een prijs die hij ook één keer in de wacht sleepte.

De Plectrumfabriek komt uit Interne linkop 15 september 2016 bij Uitgeverij de Geus.


​​



Tilt zet zich in voor (jonge) schrijvers. Ook De NWE Vorst vindt schijnwerpers richten op jong talent belangrijk. Daarom zet Tilt op ons verzoek elke maand literatuur in het licht.

Deze maand:
Jente Posthuma: Mensen zonder uitstraling

Over de auteur
Jente Posthuma is schrijver en freelance journalist. Ze schreef onder andere voor De Groene Amsterdammer, nrc.next, de Volkskrant en Mister Motley. Haar korte verhalen verschenen in de Revisor, Das Magazin, Torpedo Magazine en nrc.next. In 2012 won ze de A.L. Snijdersprijs voor het beste zeer korte verhaal. Met A.L. Snijders, Tommy Wieringa, Carel Helder en Elsje de Wijn speelde ze drie literaire theatervoorstellingen in De Kleine Komedie in Amsterdam. Haar debuut 'Mensen zonder uitstraling' verschijnt in augustus 2016 bij uitgeverij Atlas Contact. Ze woont en werkt in Amsterdam.

Fragment:
We hadden haar in de woonkamer gelegd, zodat ze naar de tuin kon kijken. Vandaag lag er sneeuw.
‘Doe een sjaal om,’ zei ze toen ik naar buiten ging. Zelf lag ze met een muts op onder een dik dekbed.
Er stonden verschillende sporen in de sneeuw. Ik volgde de voeten met het bekende profiel. De meeste vaders droegen rubber laarzen of deden hoesjes om hun schoenen met dit weer, maar mijn vader had klassieke bruinleren laarzen, die mijn moeder voor hem in een Italiaans bergdorp had gekocht toen we daar op vakantie waren. Een paar dagen daarvoor hadden ze een enorme ruzie bijgelegd en we voelden ons allemaal licht in ons hoofd van de hoogte en de opluchting.
Aan het eind van de inrit werd het spoor van mijn vader door andere sporen vertrapt. Een auto kwam langzaam aangereden en stopte bij mij. De buurman draaide zijn raampje open.
‘Ga je niet meer naar school?’ vroeg hij.
‘Vandaag nog wel, maar ik had een uur vrij.’
‘Is je vader thuis?’
‘Nee, die is naar de supermarkt. De verpleegster is er nu.’
Hij zei dat hij met zijn vrouw rond half zes afscheid kwam nemen, als hij klaar was met werken. Hij werkte op het gemeentehuis en ging elke middag naar huis om te lunchen, volgens mijn moeder omdat zijn vrouw slecht alleen kon zijn. Ze was nogal nerveus. En ze was zo slank omdat ze vaak diarree had, zei mijn moeder.
Bij de achterdeur van de school stond mijn vriendin te praten met een ouder meisje dat in een jongerenwoongroep woonde. Ze had opgeschoren haar, donkere oogschaduw en een palestinasjaal. Mijn moeder vond dat je die sjaals alleen moest dragen als je sympathie had voor de gewapende strijd van de Palestijnse bevrijdingsbeweging en toch wilde ik er een hebben. Ik had al een mooie paarse gezien. Zodra mijn moeder dood was zou ik die kopen. Mijn vriendin vroeg waar ik was geweest. Er hing een druppel aan haar neus.
Om half zes kwamen de buren langs. De buurvrouw had een bosje tulpen in haar hand dat ze voor haar kruis hield toen de hond haar wilde begroeten.
‘Jahaa,’ zei ze, ‘Ruik dit maar.’ Tegen mijn moeder zei ze dat de tuin er zo kaal en troosteloos bij lag in de winter. Daarna begon ze gauw over onze lavendelstruik en dat ze die zou bijpunten zodra het lente werd. Mijn vader verontschuldigde zich. Hij moest soep halen bij een vriendin. Dat was het enige wat mijn moeder nog at. Vanaf morgen wilde ze niets meer, had ze besloten. Toen de buurvrouw uitgepraat was over de tuin keek ze naar mij. ‘Als je iets nodig hebt,’ zei ze, ‘kun je altijd bij ons aankloppen.’ De buurman knikte ernstig en mijn moeder zei: ‘Als ze iets anders wil eten dan omelet.’ 
Ik trok een pluisje van mijn trui. Misschien was mijn moeder vergeten wat ze altijd zei over de kant-en-klaarmaaltijden van de buren. Toen mijn vader thuiskwam, stonden ze eindelijk op.
‘Ja,’ zei de buurvrouw.
‘Dag,’ zei mijn moeder.
‘Dag,’ zei de buurman.
Allebei gaven ze haar een hand.

Tilt Tipt

i